vrijdag 27 januari 2012

VERLOST VAN DE ZONDE

Gepost door woorden van leven op vrijdag, januari 27, 2012 0 reacties
De verhoogde slang

“En niemand is opgevaren in de hemel, dan Die uit de hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in de hemel is. En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” Johannes 3 : 13-16.

Bekend Schriftgedeelte, met name het laatste vers. Het spreekt uiteraard over de Heer die is neergedaald en opgestaan. Als we de verwijzing naar de verhoogde slang eens opzoeken, komen we terecht in Numeri 21 : 5-8. Daar vinden we de geschiedenis waarbij het volk Israël zich beklaagt bij God en Mozes.

“Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken  uit Egypte, opdat wij sterven zouden in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. Toen zond de HEERE vurige slangen onder het volk, die beten het volk; en er stierf veel volks van Israel. Daarom kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen de Heer en tegen u gesproken hebben; bid de HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme. Toen bad Mozes voor het volk. En de HEERE zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, en stel ze op een stang; en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven”.

Hij zei niet: probeer nu eerst maar eens zelf die slangen om zeep te helpen. Het volk hoefde alleen omhoog te kijken en men stierf niet meer. Daar was geloof voor nodig: omhoog kijken terwijl je weet dat giftige slangen langs je benen krioelen! Bij ons is het net zo. Onze slangen (zonden) blijven gedurende ons hele leven. Het bestrijden daarvan betekent geestelijk sterven. Zolang wij echter omhoog blijven kijken, naar de verhoogde slang ( naar Zijn opstanding ) worden wij niet door de zonden bevangen en leven wij.

Romeinen 6 : 11
11 Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood   zijt, maar Gode levende zijn in Christus Jezus, onze Heere.

                             
handtekening

zondag 15 januari 2012

TITEL

Gepost door woorden van leven op zondag, januari 15, 2012 0 reacties
“Mogen wij nu zomaar alles doen?” wordt wel eens gevraagd. Het antwoord is bevestigend. Ja, wij zijn vrij om te doen en laten wat we willen. God ziet de nieuwe mens aan die in Christus is, Hij stelt ons rein en volmaakt voor Zich, enzovoorts. En deze dingen zijn niet afhankelijk van ons, die blijven zo. Dat is die kant van de zaak.

Toch is het evangelie niet: ”Doe maar wat je wilt, leef er maar op los en leef je vooral uit.” De bedoeling is namelijk iets anders, namelijk dat we ons nieuwe leven dat we gekregen hebben, in dienst zouden stellen van Hem. Niet omdat dat moet, maar omdat we dit zelf willen.

De vraag is namelijk altijd: nieuw leven ontvangen en dan? Ik hoorde een mooie vergelijking van iemand die zei: “Op Koninginnedag hang ik altijd de vlag uit. Is dat een wet? Nee, dat is een natuurlijk gevolg van iets anders, namelijk dat ik mij verbonden voel met Nederland. “En dat is een goede vergelijking met ons als gelovigen. Wij moeten niets, wij mogen alles. Maar wat willen wij eigenlijk? Voor de Heer stond het vast. Vlak voor Hij het ergste moest ondergaan wat maar mogelijk was, zei Hij: “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.” Hij vereenzelvigde Zich daarmee met de wil van Zijn Vader. Voor ons zou dat het Voorbeeld moeten zijn. Onze eigen wil zou plaats maken voor Zijn wil.

De Heer kreeg daarna alle zonden van de wereld over Zich heen en werd daarmee “tot zondaar gesteld”. Met alle zonden op zijn rug, diende Hij de Vader. Ondanks onze zondige natuur kunnen ook wij heel goed de Heer dienen. We zouden gewoon geen weet (wet…) meer moeten hebben van onze zonden en ons aan Hem ter beschikking moeten stellen. Dát is wat ons leven inhoud geeft! Dan is ons leven niet meer “zonde”, maar heeft het juist het doel bereikt dat God er mee had.

Romeinen 6 : 22,23
22 Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar   gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven.
23 Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere.
handtekening

woensdag 11 januari 2012

we gaan nog even verder met het thema: verlost van de zonde

Gepost door woorden van leven op woensdag, januari 11, 2012 0 reacties
De wereld in zonde

Genesis 1 : 1,2
1 In den beginne schiep God de hemel en de aarde.
2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de 
   afgrond;
   en de Geest Gods zweefde op de wateren.

De aarde was woest en ledig. Eigenlijk staat er “de aarde werd woestheid en ledigheid vanwege de verschijning van de afgrond”. Tussen vers één en twee zien we dat er een oordeel over deze wereld heeft plaatsgevonden. De wereld lag daarmee al in het oordeel, (lang) voordat de mens geschapen werd. Adam werd door God gemaakt uit de in zonde gevallen en geoordeelde – aarde. Het Hebreeuwse woord voor aardbodem is  “adamah”. Niet voor niets dat de eerste mens op deze aarde de naam Adam krijgt. Adam betekent rood en rood staat voor de rode aarde, oftewel Adam hoorde bij de aarde. In het midden van de Hof van Eden stond de boom des levens en ook was er een boom “der kennis des goeds en des kwaads”. We weten wat er gebeurde: Adam en Eva kozen het verkeerde omdat de vrucht “begeerlijk was om verstandig te maken” en satan had beloofd dat zij als God zouden worden, kennende het goed en het kwaad. Vanaf dat moment ging hun ogen inderdaad open en zagen zij dat ze naakt waren. Ze hadden gekozen voor “de wet”, die immers het goed en het kwaad aan het licht brengt. En wet doet nu eenmaal zonden kennen. Je vraagt je altijd af wat er gebeurd zou zijn als ze van de andere boom hadden gegeten. Daar geeft de bijbel geen antwoord op. Maar als je ziet wat voor ellende er op de wereld is gekomen, wordt Adam in de bijbel opvallen weinig verweten. (Zie Genesis 3: 19). Hoe dat komt? Omdat een ieder van ons in zijn plaats exact hetzelfde gedaan zou hebben. Wij zijn nu eenmaal ook uit de “aarde (en dus) aards”. (1 Korinthe 15:47). God verwachtte van Adam niets beters.

Geestelijk gezien is de Here Jezus de Boom des levens en door geloof eten wij nu wél van die boom des levens. We zijn weer terug in het Paradijs en weten nu dus ook waar we het niet moeten zoeken: bij de wet. Die laat ons alleen maar meer zonden zien, terwijl God ons die al lang heeft vergeven. Laten we ons daarom vooral voeden met de goede vrucht, dan zijn we verzadigd genoeg om het andere onbeleefd af te slaan.

Eet smakelijk.
handtekening

zondag 1 januari 2012

Houd moed!

Gepost door woorden van leven op zondag, januari 01, 2012 0 reacties
Houd moed!

"Zijt welgemoed, Ik ben het, vreest niet", sprak de Here Jezus tot Zijn discipelen in het schip (Mark. 6:50). Hij wandelde op de zee, terwijl zij dachten een "spooksel" te zien. De Heer had Zijn discipelen van Zich laten gaan. Ze gingen in het schip vooruit naar de overzijde van de zee. Hijzelf trok Zich terug op de berg om te bidden. Het is een uitbeelding van onze bedeling, waarin Christus als onze Hogepriester voor ons bidt (Rom. 8:34; Hebr. 7:25). De discipelen (gelovigen) waren in het schip op de zee (het huis op de wateren als beeld van de Gemeente; gesteld boven de volkeren van deze wereld). Het was al avond geworden (de duisternis van deze wereld) en het schip kwam niet vooruit, "want de wind was hun tegen" (Mark. 6:48). De Heer kwam Zijn discipelen te hulp en de wind werd gestild (Mark. 6:51).
Tegenwind, wij kennen het ook. Fietsen met de wind in de rug is een makkie, maar het gaat een stuk zwaarder als je er tegen in moet gaan. Deze tegenwind kan een beeld zijn van “de wind der leer”, namelijk leringen door de bedriegerij van mensen voortgebracht, om listiglijk tot dwaling te brengen (Ef. 4:14). Achter de schermen is dan de satan werkzaam (de oude slang, het listigste van alle dieren: Gen. 3:1). Wij mogen de Waarheid vasthouden en opwassen in Hem, Die het Hoofd is: Christus (Ef. 4:15).

Teleurstellingen, tegenslagen en verdrietige omstandigheden (anders gezegd: tegenwind) worden ook gelovigen niet bespaard. Soms maken ze je down, verdrietig, of raak je ervan in de put. Het is immers niet altijd “rozengeur en maneschijn” wat wij ontmoeten. Juist in die omstandigheden hebben we een Heiland, Die naar ons omziet en tot ons zegt: "Zijt welgemoed, Ik ben het!". Hij is de Hogepriester, Die voor ons bidt en Die ons te hulp komt in onze zwakke momenten, wanneer wij naderen tot Zijn genadetroon (Hebr. 4:14-16). Hij schenkt verkwikking, troost en tilt ons er weer bovenuit. Hij bemoedigt ons door Zijn troostrijke woorden vanuit de Schriften. Hij schenkt ons kracht om door te gaan. Hij draagt ons door de moeilijke tijden heen. Hij is (naar Zijn belofte) met ons, wanneer wij op Hem zien (Matth. 28:20). Eén van de tactieken van de satan is, dat hij gelovigen door tegenslagen en teleurstellingen tracht te ontmoedigen. Nehemia en de teruggekeerde joden ondervonden tegenstand van de vijandige bewoners in het land bij de bouw van de muur van Jeruzalem. Die trachten hen bang te maken met listen en leugens, zodat zij het werk zou laten liggen. Nehemia wees op de hulp van God in de strijd. Met "Vreest niet voor hun aangezicht, denkt aan die grote en vreselijke HEERE", stak Nehemia zijn volksgenoten een hart onder de riem. Met de ene hand werkte men aan de herstelwerkzaamheden en met de andere hand werd - indien nodig - gestreden met een zwaard, boog, spies e.d. Op die wijze werd de muur voltooid.

Zo is onze Heer ook ons nabij. Hij geeft ons Zijn wapenrusting, die wij in zijn gehéél aan zouden doen, om te kunnen standhouden tegen de listige omleidingen van de duivel en staande te blijven (Ef. 6:10 e.v.; Fil. 1:27-30). Gelovigen kennen de strijd des geloofs: vasthouden aan de Waarheid en blijven leven in afhankelijkheid van Christus.
Koning Hizkia van Juda was omsingeld door een zeer groot leger van de Assyriërs. Hij naderde tot God in gebed, vertrouwde op Gods steun en hield zijn volk voor: "Zijt sterk en hebt een goede moed ... want met ons is meer dan met hem (de koning van Assur). Met hem is een vleselijke arm, maar met ons is de HEERE onze God om ons te helpen ...". Gods verlossing kwam op wonderlijke wijze (2 Kron. 32). Paulus zou zeggen: "Zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?" (Rom. 8:31).
De HEERE sprak tot Jozua, die het volk in het beloofde land zou leiden: "Ik zal u niet begeven en zal u niet verlaten. Wees sterk en heb zeer goede moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, ... overleg die dag en nacht ... want Ik ben met u alom ..." (Joz. 1:5-8).

Door trouw te zijn aan Gods Woord (wet = thorah = onderwijzing), nu onder het nieuwe verbond, mogen ook wij weten, dat God met ons is. Hij zal ons niet begeven noch verlaten (Hebr. 13:5,6).
“Tegenwind” hoort bij het geloofsleven. Wij zijn als zalmen, die tegen de stroom van de rivier in zwemmen, watervallen overwinnen om kuit te schieten. D.w.z. om vrucht voor te brengen.
Vrucht dragen kan alleen in samenwerking met de Heer; als wij als ranken in de ware Wijnstok (namelijk de Here Jezus) blijven (Joh. 15:4,5,8).
De profeet Elia was neerslachtig. Hij moest vluchten, want Achabs goddeloze vrouw Izebel stond hem naar het leven. Net ervoor was de overwinning groot geweest: het volk Israël erkende, dat de HEERE de ware God is en niet Baäl. Op de Karmel had Jehovah Elia's offer volkomen verteerd door vuur uit de hemel te zenden. Nu was hij op de vlucht en vond het wel genoeg. Hij bad tot God: "Neem mijn ziel nu maar weg". De taak van Elia was echter nog niet voltooid. Een engel van de HEERE kwam met een broodkoek en een fles met water. Elia at er tweemaal van “en hij ging door de kracht van die spijze veertig dagen en nachten voort tot aan de berg Horeb”, waar de HEERE Zich aan hem openbaarde in het suizen van een zachte stilte (1 Kon. 18 en 19). Wat de Heer ons bij tegenwind geeft, is Zijn Woord (uitgebeeld in de broodkoek en het water). Dat geeft kracht om door te gaan in de dienst aan de Heer. Vele mensen willen niet eten als het tegen zit. Gelovigen hebben dan vaak ook minder trek in het Woord van God. Juist dàn hebben we het Brood voor het hart (Gods Woord) zo nodig! Het vertroost, verkwikt en bemoedigt ons in ons geloof en bekrachtigt ons om te blijven vertrouwen op de levende God.

 Ps. 84:6-8 verwoordt dat zo: "Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, ... Als zij door het dal der moerbeziënbomen (of: wening) doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ... Zij gaan voort van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion." Heel Israël was uit het veld geslagen ten tijde van koning Saul in de strijd met de Filistijnen. De moed was hen in de schoenen gezonken door die grote reus Goliath, die hun God bespotte. De jongeling David greep moed en door zijn vertrouwen in de levende God van Israël bond hij de strijd aan en overwon door Gods kracht! Hij beleed, dat God met hem was. In de geestelijke strijd tegen de satan en zijn machten mogen wij méér dan overwinnaars zijn door Hem, die ons heeft liefgehad (Rom. 8:37). Later schreef David in een psalm: "Wacht op den HEERE, zijt sterk en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE (Ps. 27:5). Bij tegenwind mogen wij elkander ook bemoedigen. Naomi (= de lieflijke) wilde na alle verdriet in haar leven (hongersnood, haar man overleden, haar beide zoons gestorven in de vreemde) voortaan liever Mara (= bitterheid) genoemd worden. Toch werd haar zwaar beproefde geloof bemoedigd door haar schoondochter Ruth, die als bekeerde, heidense vrouw de God van Israël liefhad en Hem beleed met de bekende woorden: "Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God". Naomi heeft nadien ook de troost en zegen van de Heer ervaren bij haar terugkeer in het beloofde land (Ruth 4).

De apostel Paulus richt onze blik op onze hoopvolle toekomst. Hij spreekt over de woonstede uit de hemel, waarmee wij overkleed zullen worden en over onze openbaring voor de rechterstoel van Christus om ons loon in ontvangst te nemen. Tot die tijd wandelen wij door geloof en hebben altijd goede moed en verlangen naar die eeuwige heerlijkheid (2 Kor. 5:1-10). "Houd moed" zegt onze Heiland nog steeds: "Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen" (Joh. 16:33).
handtekening
 

Woorden van Leven Copyright © 2011 Woorden van Leven Blog is Designed by MMDesigns Inspired by BTemplates